Ik wenste handel te drijven, ik bouwde vijf boten, ik laadde wijn en zond ze naar Rome. Alle schepen vergingen -het is gebeurd, geen verhaaltje. Op één dag verslond Neptunus dertig miljoen sestertiën. Dachten jullie dat ik het opgaf ? Ik bouwde een tweede reeks boten, groter en beter en meer weerstandbiedend. Weten jullie, grote shepen hebben een grote weerstand. Ik laade opnieuw wijn, spek, bonen, zalf en slaven. In deze omstandigheden deed Fortunata(1) een liefdevolle zaak : ze verkocht immers al haar goud, verkocht al haar kleren en legde honderd goudstukken in mijn hand. Snel deed ik wat de goden wilden. Voor één koers verdiende hij 10 miljoen sestertiën. Dadelijk kocht ik al het landgoed terug dat van mijn beschermheer was geweest. ik bouwde een huis, kocht de te koop gestelde lastdieren op, en alles wat ik aanraakte groeide wonderbaarlijk. (1) Fortunata is de vrouw van Trimalchio, de spreker in deze tekst.