Toen kwamen de huisvrouwen met velen samen bij Veturia, de moeder van Coriolanus en Volumnia, zijn echtgenote. Ze overtuigden zowel Veturia, een vrouw van hoge leeftijd, als Volumnia met haar 2 zoontjes om samen met hen naar het kamp van het vijand te gaan. Zodra ze bij het kamp waren gekomen zei iemand van z'n vrienden, die tussen de overige vrouwen Veturia had herkend: "Indien mijn ogen mij niet bedriegen, zijn je moeder, je vrouw en je kinderen daar." Toen Coriolanus verbijsterd naar zijn moeder ging om haar te omhelzen zei de vrouw woedend : "Laat me weten, vooraleer ik een kus aanvaard, of ik naar mijn vijand of naar mijn zoon gekomen ben, of ik als gevangene of als moeder in jouw kamp ben. Hoe heb je dat platteland kunnen verwoesten dat jou heeft voortgebracht en gevoed ? Toen Rome in zicht was, heb je dan niet gedacht : binnen deze stadsmuren is mijn huis en zijn de huisgoden, moeder en vrouw en kinderen ? Dus, als ik jouw niet ter wereld had gebracht, dan zou Rome nu niet belegerd worden; als ik geen zoon heb zou ik in een vrij vaderland gestorven zijn. Maar dit kan ik niet langer verdragen en ik zal niet lang meer leven. Ook jouw zonen staat, als je zo doorgaat, een vroegtijdige dood of een lange slavernij te wachten." De omhelzing van zijn vrouw en kinderen en het geween van alle vrouwen braken tenslotte de man. Na de omhelzing liet hij al zijn stadsgenoten terugkeren; Hij liet zelfs het kamp terug afbreken.