3.3b Germanië en zijn bewoners

1 Zij leggen zich niet toe op landbouw en het grootste deel van hun voedsle bestaat uit melk, kaas en vlees. En niemand heeft een vaste hoeveelheid land of heeft een eigen gebied, maar de magistraten en de leiders delen telkens voor een jaar aan stammen, aan families en aan hen, die zich verenigd hebben, toe hoeveel land en op welke plaats hen goed toeschijnt. En zij dwingen om een jaar later elders heen te gaan. Van deze zaak voeren zij vele redenen aan: Opdat zij niet door een voortdurende gewenning gegrepen 5 hun ijver om oorlog te voeren inruilen tegen het bebouwen van land. Opdat zij zich er niet op toeleggen om uitgebreide gebieden te verwerven en machtiger mensen, de zwakkeren, van hun gebieden verdrijven. Opdat zij niet stevigere huizen bouwen om de kou en de hitte te vermijden; opdat er niet een of andere begeerte naar geld ontstaat, waaruit groepsvormingen en ruzies ontstaan. Opdat zij het volk met tevredenheid aan zich vasthouden, omdat ieder ziet dat hun bezittingen gelijk zijn aan de bezittingen van de machtigsten.

Meer Fortuna 3 vertalingen: