Alexander ging, nadat hij die Gordiaanse knoop in losmaakte, naar Cilicia en bezette Tarsum, die de hoofdstad van Cilicia is. Door het midden van de stad voert een rivier, die Cydnus heet, helder maar tegelijk koud water. Dan was het zomer en snikkend heet. Alexander, vermoeid door de reis en door de hitte, besloot een bad te nemen. Maar nauwelijks was hij in het water gegaan, of hij werd plots bleek en het leven scheen hem te verlaten. Daarom werd hij buiten bewustzijn weggedragen in een veldheerstent. Maar er was tussen de dokters die het leger volgden een zekere Philippus, die ooit toen Alexander nog een kind was zijn oppas en werd kameraad. Die, wanneer hij hoorde over de ziekte van de koning, haastte hij zich bij hem en ging niet meer weg van zijn bed. De ziekte van de koning trof intussen het legerkamp met grote bezorgdheid. De soldaten weeklagen: "Want het gerucht deed de ronde dat Darius met een groot leger naderde. Terwijl de vijand nadert, wordt onze koning met een ellendige dood van ons weggenomen. Niemand van ons zal terug naar ons vaderland terugkeren." Intussen na dat Alexander bijgekomen was, herkende hij de artsen en zijn vrienden en hoorde de soldaten terwijl ze weeklaagden in het kamp. Hij vroeg naar het voorval met een zwakke stem. Hij zei tegen de dokters: "Onze situatie duld geen trage genezing meer toe. Gebruik dus nieuwe geneesmiddelen en overwin hiermee zo snel mogelijk mijn ziekte." Maar de dokters zeiden: "Vergroot de gevaren toch niet, o koning. De geneesmiddelen die wij zelf nog niet getest hebben zijn voor ons nu terecht verdacht. Darius probeert immers de Macedoniërs zelf met geld om te kopen en ze aan te zetten om jou te doden. Heb daarom aub geen vertrouwen in die nieuwe geneesmiddelen. Vertrouw liever op ons en op onze geneesmiddelen. We zullen doen wat we kunnen. Daarna gingen ze weg...