De nacht was eindelijk heengegaan en de zon was reeds begonnen alles met haar vrolijk licht te verlichten, maar voor mij was het uur van de dood nabij, toen plots een rover, die ik nog niet gezien had, het kamp binnenkwam. Allen liepen meteen naar hem toen zodra het stil was, melde zijn kameraden het volgende: "Wat met het huis van Milo te maken heeft maak jullie daarover maar geen zorgen meer. Nadat jullie immers naar het kamp gegaan waren ben ik daar gebleven - zoals jullie mij opgedragen hadden - en heb ik de gesprekken van de burgers afgeluisterd. En bij Hercules, een zekere Lucius werd door allen voor de dader van onze overval gehouden. Die was namelijk enkele dagen tevoren Volaterrae aangekomen en had tot op de dag van de misdaad bij Milo gebleven. En een onweerlegbare aanwijzing van de schuld van deze Lucius leek te zijn dat hij na de misdaad gevlucht was en nergens meer opgedoken was. Hij leek zijn paard meegenomen te hebben, maar zijn slaaf had hij daar achtergelaten. De burgers hebben deze gevangenen over zijn meester ondervraagd. Maar zelfs onder folteringen bleef de onschuld van zijn meester houden. Niettemin hebben ze die Lucius bij verstek ter dood veroordeeld en nu zoeken ze hem over heel Etrurië."