Tantalus, een rijke koning, is een vriend van de goden. Dikwijls nodigen de goden hem uit op de berg Olympus. Daar is de gast gewoon om nectar, de woon van de goden, te drinken.
Soms bezoeken de goden het mooie paleis van Tantalus. Bij hem eten ze het beste voedsel en drinken ze wijn. Tantalus is gelukkig en kan zonder zorgen leven.
Maar door zoveel geluk wordt de trotse koning hoogmoedig en durft de goden uittesten. Op een dag bezoeken Jupiter en de overige goden opnieuw het paleis. Kijk, Tantalus vermoordt zijn zoon Pelops op Schandelijke wijze, legt het vlees van zijn zoon op de eettafel, en: "Neem," zegt hij," Dierbare gasten, het malse eten!" De goden zwijgen, niemand neemt iets: want de almachtige goden voelen het bedrog van de koning. Als enige eet Ceres verstrooid van een deel van het voedsel. Eindelijk staan ze woedend op:"Durf je de goden zo uit te testen? De gastheer is dwaas! We bevelen een straf!"
De goden zenden Tantalus naar de onderwereld. De koning moet op een meer onder een boom gaan staan. De koning verlangt van het water te drinken. Maar, waneer hij probeert van het water te drinken, wijkt het water terug. Hij verlangt om de vrucht van de boom te plukken. Maar wanneer hij probeert de vrucht van de boom te plukken, wijkt de vrucht terug. En zo is de koning voor eeuwig ellendig, Want de woede van de goden is huiveringwekkend.