Hij begon met te zeggen, dat naar zijn mening Sulpicius en Cotta van hem geen aansporing meer nodig hadden, maar veeleer beiden te prijzen waren, omdat ze al zo’n grote vaardigheid verkregen hadden, dat ze niet alleen als de besten van hun generatie golden, maar zelfs met ouderen werden vergeleken. " Voor mij bestaat er eigenlijk geen grotere prestatie, " zei hij toen, " dan de kunst om mensen als spreker te boeien, ze voor zich te winnen en ze te beïnvloeden in elke gewenste richting. Dit unieke vermogen heeft in elke vrije maatschappij en vooral in vreedzame staten steeds een hoge bloei gekend en een leidende rol gespeeld. Wat wekt immers zoveel bewondering als wanneer uit een onafzienbare menigte één man naar voren komt, die datgene wat allen van nature gegeven is, ofwel als enige of als een der weinigen kan realiseren? Wat is zo plezierig om aan te horen als een rede die tot in finesses verfraaid is met wijze gedachten en indrukwekkende woorden ? Wat getuigt van zoveel macht en luister als het feit dat een roerige massa, scrupuleuze rechters en waardige senatoren door de woorden van één enkele man tot andere gedachten worden gebracht? Wat is voorts zo koninklijk, zo edel, zo weldadig als hulp bieden aan smekelingen, bedrukten bemoedigen, mensen redding brengen, bevrijden uit gevaren en vrijwaren voor verbanning? Wat is zo onontbeerlijk als steeds de wapens in handen te hebben waarmee men zichzelf kan beschermen, schurken ter verantwoording kan roepen of wraak kan nemen als men wordt aangevallen? En als we nu even afzien van het openbare leven op het Forum met zijn rechtspraak, volksvergaderingen en senaatszittingen – wat kan in onze vrije tijd plezieriger en menswaardiger zijn dan een spiritueel gesprek op niveau? In dit ene opzicht overtreffen we immers bij uitstek de dieren, dat we met elkaar spreken en dat we onze gedachten onder woorden kunnen brengen. Wie zou daarom niet terecht bewondering hiervoor voelen en van mening zijn, dat men alles op alles moet zetten om op dat ene punt, waarin de mensen het meest boven de dieren verheven zijn, uit te blinken onder de mensen zelf? En nu het allerbelangrijkste: welk ander vermogen kan ooit de her en der verspreid wonende mensen op één plaats verenigen, ze van een dierlijk en onbeschaafd bestaan brengen tot onze huidige menselijke cultuur in staatsverband, en voor de staten na hun stichting wetten, rechtsprocedures en rechtsnormen formuleren? Laat ik deze opsomming zonder einde staken en aldus kort samenvatten: mijn stelling is, dat de wijze leiding van de ware redenaar niet alleen zijn eigen aanzien, maar ook het heil van veel individuele burgers en van de staat als geheel in hoge mate bepaalt. Ga daarom voort op de ingeslagen weg, jonge vrienden, en blijf je toeleggen op je huidige studie, tot je eigen eer, tot nut van je vrienden en tot heil van de staat. "