Grootvader: "De oorzaak van deze zeer bekende oorlog was Helena, de echtgenote van Menelaos en veruit de mooiste vrouw van heel Griekenland. Paris echter, een van de zonen van Priamus, de koning van de Trojanen, beminde haar. Op een zekere dag, waneer duidelijk bleek dat Menelaos afwezig was, heeft Paris, die niet op de terugkomst van Menelaos wachtte, Helena samen met een grote voorraad rijkdommen weggeroofd uit haar huis en bracht haar met een snel schip naar Troje. Alle koningen van de Grieken, boos door zo'n grote misdaad, wilden dat de Trojanen gestraft werden. En dus bereidde ze zich voor op een oorlog,terwijl ze uit alle delen van Griekenland wapens, schepen en soldaten samenriepen, bewapende ze een enorme vloot. Vervolgens staken ze met duizend schepen over naar Azië (oud Turkije)."
Valeria: "Wow! Duizend schepen voeren omwille van één vrouw. Het is niet te geloven!? Grootvader: ?Toch kon Helena niet gelukkig zijn: zij deed immers de Trojanen een zeer grote oorlog aan."
Fabeltjes! Wie kan geloven dat de Grieken een ontrouwe vrouw met een houten paard hebben teruggekregen.
Quintus: "Dat geloof ik je niet, grootvader! Jij gelooft toch zeker niet dat die Grieken omwille van één vrouw, en dan nog wel een zeer ontrouwe (helemaal niet trouwe Litotes), de Trojanen de oorlog hebben verklaard. Ik dank dat het niet heeft kunnen gebeuren ? zover ik het begrijp - , als niet enkele leiders van de Goden zelf die Helena beminnen. Dit il helderder als het licht." Grootvader (na een lange stilte): "Goed ... Alhoewel de Grieken dus Troje gedurende tien jaar met groot geweld belegerden, konden ze het niet innemen. Vele en dan ook nog de sterkste, hebben het leven gelaten (gingen weg uit het leven naar de bewoners van de onderwereld). Dikwijls terwijl ze wanhoopten over de overwinning, overweegden ze terug te keren naar huis. Tenslotte verzon de sluwe Ulixes (Odysseus) een uitstekend plan: hij beval dat een houten paard van grote hoogte moest worden gebouwde en daarin verborg hij zich samen met al de dapperste soldaten. De overige plaatsten het voor de poorten van Troje, vervolgens voeren ze, terwijl ze hun kamp achterlieten, de wijde zee in."
Geen tien jaar, geen duizend schepen, maar één houten paard nam de Trojaanse stad in.
"De Trojanen, die denken dat de Grieken uiteindelijk zijn vertrokken, willen het paard binnen de stad trekken en in de tempel voor de Goden offeren. Een oude man echter, die La?coon heette, waarschuwde hen: ?Wantrouw de geschenken van de Grieken, vrienden! Alwie het is, ik vrees de Grieken, ook als zij geschenken geven." Maar het volk, vol vreugde, luisterde niet naar de wijze woorden van de oude man. Dus trokken ze met grote ijver het paard binnen de stadswallen.
Nadat de Grieken in het midden van de nacht in diepe stilte terugkeerden naar de stad, klom Ulixes daar samen met zijn soldaten uit het paard en opende hij de poorten van de stad voor zijn bondgenoten. Zij doodden de slapende of vluchtende Trojanen op wrede wijze, ze vernietigden alles te vuur of te zwaard.