Georgica, tweede boek: Boerenpsalm

Opmerking

Vs. 458-474

Gelukkige landlieden, ze zouden moeten weten hoe gelukkig ze zijn! Ver weg van de tweedracht door de wapens brengt de zeer rechtvaardige aarde royaal levensmiddelen voor hen voort. Ze hebben geen enorme, hoge huizen met een prachtig portaal, en 's ochtends komt er geen massa cliënten, die zich vergapen aan de mooie deuren, ingelegd met schildpaddenleer, de kleren die met gouddraad doorweven zijn, en het Corinthische bronswerk. De witte wol wordt niet geverfd met Assyrische kleurstof en de olijven worden niet verbasterd door de bijsmaak van kaneel. Er is wel een veilige rust, het leven kent er geen bedrog en het is er rijk aan hulpbronnen. Men kent vrije tijd op de Latifundia, er zijn grotten, natuurlijke meren en frisse dalen. Men hoort het geloei van de koeien en slaapt er vredig onder een boom. Er zijn grasrijke bossen en schuilplaatsen voor wilde dieren. De jeugd kan nog werken en is tevreden met soberheid. Men offert nog voor de goden. Justitia heeft haar laatste sporen bij hen achtergelaten toen ze de aarde verliet.

Opmerking

Vs. 490-502

Gelukkig is degene die de oorzaak van die dingen kent en daardoor alle vrees, het onverbiddelijke noodlot en het lawaai van de gulzige onderwereld overwonnen heeft. Ook gelukkig is degene die wel gelooft in de landgoden, Pan, de oude bosgod en de nimfen(zusters). Het purper der koningen, de roedebundels verleend door het volk raken hem niet. Hij is niet bang van tweedracht die gewetenloze broers ophitst of de samenzwerende Daciër die afkomt van de Doneau. Hij interesseert zicht niet in het Romeinse rijk en de koninkrijken die gedoemd zijn te vergaan. Hij zit niet in met de ellende van de armen en is ook niet jaloers op de rijken. Hij plukt de vruchten van de bomen en de oogst de gewassen die gemakkelijk groeien op de velden. Hij ziet de ijzeren wetten niet, noch het hectische forum of de archieven van het volk.