2.0 [CAESAR] Bellum Helveticum

[1] Van alle kanten werd Helvetië door natuurlijke grenzen (door de natuur van de plaats) begrensd : aan één kant door de zeer brede en zeer diepe Rijn, die het grondgebied van de Helvetiërs scheidt van de Germanen; aan een andere kant door het zeer hoge Juragebergte, dat tussen de Sequani en de Helvetiërs ligt, aan een derde kant door het meer van Genêve en door de rivier de Rhône, die de provincie van de Helvetiërs scheidt. Door deze zaken gebeurt het dat ze minder ver rondtrokken en minder gemakkelijk aan de buren de oorlog konden verklaren; en om die reden werden de oorlogszuchtige mensen door groot leed getroffen. (Maar) ze meenden dat ze, in verhouding tot de grote menigte van mensen en in verhouding tot de oorlogsroem en roem van dapperheid, een klein gebied hadden. [2] Daarom besloten ze uit hun gebied weg te gaan met al hun bezittingen. [3] Wanneer ze van mening waren dat ze al klaar waren voor deze zaak, staken ze alle steden, ongeveer twaalf in aantal, ongeveer vierhonderd dorpen en de overige private gebouwen in brand. Al het graan, behalve wat ze met zich mee zouden dragen, staken ze in brand? [4] ? opdat, nadat de hoop om naar huis terug te keren weggenomen was, ze meer bereid zouden zijn om alle gevaren te ondergaan; gaven ze het bevel dat ieder voor zich voedsel voor drie maanden van huis moest meenemen. [5] Er waren in het geheel twee wegen, waarlangs ze van het thuisland konden weggaan. Eén langs de Sequani, eng en moeilijk, tussen het Juragebergte en de Rhône, waarlangs nauwelijks een kar afzonderlijk geleid kan worden; verder beheerste een zeer hoge berg de weg zodat gemakkelijk een paar mensen de doortocht konden verhinderen. [6] De andere door de Provincie, veel gemakkelijker en toegankelijker, omdat tussen het gebied van de Helvetiërs en de Allobrogen, die onlangs tot vrede gebracht waren, de Rhône vloeide en die is op enkele plaatsen doorwaadbaar. Genêve is de laatste stad van de Allobrogen en dicht bij het gebied van de Helvetiërs. Vanuit die stad reikte een brug tot Helvetië. Nadat alle zaken in gereedheid gebracht waren voor het vertrek, bepaalden ze de dag, waarop ze allen bijeen zouden komen op de oevers van de Rhône. Die dag was 28 maart, onder het consulaat van L. Piso en A. Gabinius (58 v. Chr.). [7] Op dat ogenblik in Rome... [8] Gegroet Caesar. [9] De Helvetiërs proberen uit hun gebied weg te gaan en door onze Provincie een tocht te maken. [10] Zadel het beste paard! [11] Caesar haastte zich om uit de stad te vertrekken en trok in zo groot mogelijke dagtochten als het kon naar Gallia Transalpina en, nadat 580 000 passen waren afgelegd in acht dagen, kwam hij in Genêve aan. [12] Aangezien er in het geheel in Gallia Ulterior slechts één legioen is, beveel aan de hele provincie een zo groot mogelijk aantal soldaten te rekruteren! [13] Labienus, breek de brug af die naar Genêve leidt. [14] Gegroet opperbevelhebber, de zeer adellijke gezanten van het Helvetische volk, Nammeius en Verocloetius zijn aanwezig. [15] Ze zeggen dat zij van plan zijn zonder enige gewelddaad door de provincie een tocht te maken. Ze vragen of ze dat mogen doen met jouw wil. [16] Ik meen dat mensen met vijandige geest, nadat de mogelijkheid om door de provincie hun tocht te maken gegeven is, zich niet zullen onthouden van onrecht en gewelddaden. [17] Bovendien ben ik niet vergeten dat de consul L. Cassius gedood is en zijn leger onder het juk gestuurd is door de Helvetiërs: daarom meen ik dat ik dit niet mag toestaan. [18] Ik zal tijd nemen om te overleggen; indien jullie iets willen, keer terug op de 13de april. [19] Labienus, breek niet alleen de brug af maar bouw ook een muur! [20]+[21] Intussen liet Labienus met dit legioen dat hij bij zich had en met soldaten die uit de provincie (samen) gekomen waren, van het meer van Genêve tot het Juragebergte, dat het gebied van de Sequani van de Helvetiërs scheidt, een muur van 19 000 passen (28,5 km) lang en in de hoogte 16 voet (4.8 m) en een gracht bouwen. Caesar, nadat dit werk afgemaakt was, plaatste op regelmatige afstanden garnizoenen, versterkte de forten, opdat hij gemakkelijk kon verhinderen, indien ze tegen zijn zin probeerden over te steken. [22] Toen de dag kwam, waarop hij met de gezanten had afgesproken ? [23] Door de gewoonten en gebruiken van het Romeinse volk kan ik niet de doortocht aan een enkeling door de provincie geven. Indien jullie zullen proberen geweld te gebruiken, dan zal ik dat verhinderen. [24]+[25] De Helvetiërs, in hun verwachting teleurgesteld, nadat ze soms overdag, vaker s' nachts geprobeerd hadden of ze konden doorbreken, nadat ze door de verschansingwerken en toeloop van soldaten en door projectielen verdreven waren ? [26] ? zagen van deze poging af. [27] Er bleef één weg over langs de Sequani waarlangs ze, tegen de zin van de Sequani, niet konden gaan wegens de smalle bergpassen. De Helvetiërs konden, door het toedoen van Dumnorix, leider van de Haedui, die veel invloed had bij de Sequani, de toelating verkrijgen dat ze door mochten. [28] Toen Caesar dat vernam, trok hij zelf in lange dagmarsen naar Italië,? [29] ? en hij ronselde daar twee legioenen en drie legioenen die rond (Aquileia) Trieste overwinterden, bracht hij uit de winterkampen, en waarlangs de kortste weg naar Gallia Ulterior door de Alpen was, trok hij met die vijf legioenen. [30] De Helvetiërs hadden al door de enge bergpassen en het gebied van de Sequani hun troepen overgebracht en ze waren het gebied van de Allobrogen beland en vernielden hun velden. Toen ze zichzelf en hun bezit niet tegen hen konden verdedigen, stuurden ze hun gezanten naar Caesar. [31] Caesar, wij vragen hulp. [32] De misdadigers! [33] Ondertussen geraakten de Helvetiërs bij de Arar, de rivier die door het gebied van de Haedui en de Sequani in de Rhône vloeit. [34] Divico, de aanvoerder van de Helvetiërs? [35] Allen kunnen rusten. De komende dagen zullen we de rivier oversteken met vlotten en aan elkaar gebonden schepen. [36] Maar de Romeinse verkenners? [37] We zullen Caesar op de hoogte brengen! [38] Gegroet opperbevelhebber! Wij hebben gezien dat de Helvetiërs drie delen van hun troepen over de Arar hebben gebracht. [39] Er is echter een vierde deel aan deze kant van de rivier gebleven? [40] Na nog tijdens het derde uur van de nacht vertrokken te zijn met 3 legioenen? [41] ?tot hij dat deel bereikte, dat de rivier nog niet overgestoken was. [42] Val aan! (Breng de tekens naar voor!) [43] Na hen, weerloos en nietsvermoedend, aangevallen te hebben? [44] ? moordde hij een groot deel van hen uit. [45] De achtergeblevenen vluchtten en verborgen zich in de nabijgelegen bossen. [46] Laten we ze achtervolgen! [47] Nadat deze veldslag gestreden was, zorgde hij ervoor dat een brug over de Arar gebouwd werd en bracht zo zijn leger over, om de overige troepen van de Helvetiërs te achtervolgen. De Helvetiërs, na geschokt te zijn door zijn aankomst, toen ze inzagen dat hij dat op één dag had gepresteerd, wat ze zelf uiterst moeilijk in twintig dagen gepresteerd hadden, stuurden ze gezanten naar hem; [48] van de gezanten was Divico, die bij de oorlog tegen Cassius de leider van de Helvetiërs was geweest, de voornaamste. [49] Indien je vrede met de Helvetiërs zal sluiten, zullen ze naar dat deel gaan en zullen de Helvetiërs daar zijn, waar je zal besluiten en zal willen waar ze zijn. Indien je zal volharden in de oorlog, denk aan de oude nederlaag van het Romeinse volken en de vroegere dapperheid van het Helvetische volk. [50] Hoewel ik de oude beledigingen wil vergeten, maar namelijk het recente onrecht, dat jullie tegen mijn zin een tocht door de provincie probeerde te maken met geweld, dat jullie de Haedui en de Allobrogen gekweld hebben, kan ik moeilijk vergeten. [51] Toch wil ik vrede sluiten als jullie mij gijzelaars geven, opdat ik inzie dat wat jullie beloven, jullie dat zullen doen, en als jullie de Haedui voor het onrecht dat jullie aan hen zelf en hun bondgenoten hebben aangedaan, eveneens als de Alobrogen vergoeden, zal ik vrede met jullie sluiten. [52] Daarom hebben de Helvetiërs door hun voorouders geleerd dat ze niet gewoon zijn gijzelaars te ontvangen of te geven. Van deze zaak is het Romeinse volk getuige. [53] Nadat hij het antwoord had gegeven, vertrok Divico. [54] De volgende dag braken de Helvetiërs het kamp op van die plaats. Caesar deed dat eveneens en zond gans zijn ruiterij voorop, om te zien naar welk gebied de vijand heen trok. Caesar hield zijn troepen af van de oorlog en beschouwde het voldoende om op dat ogenblik de vijand af te houden van plundertochten. En zo maakten ze een tocht van ongeveer vijftien dagen. Maar de graanvoorraad van de Romeinen begon te slinken? [55] Caesar wendde zijn tocht af van de Helvetiërs en zette zijn tocht verder naar Bibracte. [56] Gaan de Romeinen uit angst van ons weg? [57]+[58] We kunnen hen van de graanvoorraad afsluiten en hun voorraad zelfs in beslag nemen. [59] Laten we onze plannen wijzigen en onze koers veranderen! [60] De Helvetiërs begonnen de Romeinen aan de achterhoede te bestoken en te achtervolgen. [61] Breng alle troepen naar de dichtstbijzijnde heuvel! [62] En zend de ruiterij die de vijand moet tegenhouden! [63] Intussen stelde hij zelf in het midden van de heuvel een drievoudige slagorde van vier legioenen van veteranen op; hij beval dat op de top van de heuvel twee legioenen, die hij zeer onlangs geronseld had in Gallia Citerior, en alle hulptroepen opgesteld werden en dat geheel de berg gevuld werd met mensen en dat ondertussen de bagage naar één plaats werd bijeengebracht en dat die plaats door hen, die in de hoogste slaglinie werden opgesteld, beschermd werd. [64] Soldaten, bewaar de Romeinse roem! [65] Opdat, nadat het gevaar voor allen gelijk was, dit de hoop op vluchten wegnam? [66] Breng mijn paard en alle paarden van de legaten uit het zicht! [67] Ten aanval! [68] De Helvetiërs, die met alle karren bij zich volgden, brachten al hun bagage naar één plaats. [69] Zij zelf rukten op, in een zeer dicht opeengepakte slagorde, nadat ze onze ruiterij hadden teruggeslaan en nadat een falanx was gevormd, tot tegen onze eerste linie. [70] Zo werd er lange tijd langs beide kanten lang en heftig gevochten en in deze hele oorlog kon niemand een vijand zien vluchten, hoewel er van het zevende uur tot de avond gevochten werd. [71] Tot diep in de nacht werd er zelfs tot bij de legertros gevochten, omdat ze als een muur karren hadden opgesteld, en omdat ze vanuit een hogergelegen plaats projectielen naar onze manschappen die kwamen slingerden, en omdat enkelen werpspiesen en speren tussen de karren en de wielen gooiden en omdat ze ons verwondden. Toen er een lange tijd gevochten was, hebben onze manschappen hun kamp en legertros bemachtigd. Caesar aanvaardde de overgave van allen nadat gijzelaars, wapens en overlopers overgeleverd waren. [72] Helvetiërs keer terug naar jullie gebied, vanwaar jullie vertrokken zijn, en omdat, nadat alle graan verloren is, er thuis niets is waarmee jullie de honger kunnen stillen, beveel ik dat de Allobrogen een voorraad graan moeten maken voor jullie, ik vraag jullie de steden en dorpen, die jullie in brand hebben gestoken, te herstellen. [73] Caesar deed dit vooral daarvoor, omdat hij niet wou dat die plaats, vanwaar ze kwamen onbewoond bleef, niet wegens de vruchtbaarheid van de grond, maar voor de Germanen, die over de Rijn woonden, uit hun gebied naar het gebied van de Helvetiërs zouden oversteken en buren met de Gallische provincie zouden worden. [74] In het kamp van de Helvetiërs werden schrijftafeltjes gevonden, die in Griekse letters opgesteld waren , en aan Caesar overhandigd werden, waarop bij naam een overzicht was geschreven, van het aantal dat van huis weggegaan was, zij die wapens konden dragen (= weerbare mannen), en eveneens afzonderlijk de kinderen, de oude mannen en de vrouwen. Het gehele totaal was ongeveer 368000, van deze konden er ongeveer 92000 wapens dragen. Van deze die naar huis terugkeerden, nadat een volkstelling gehouden was, was het aantal van 110000 vastgesteld.

Opmerking

Alternatieve vertaling eerste deel

Bellum Helveticum

Langs alle kanten werden de Helvetiërs ingesloten door de natuurlijke grenzen van hun gebied: langs 1 kant door de zeer brede en zeer diepe rivier de Reine, die het Helvetische grondgebied scheidt van het Germaanse; langs de andere kant door het zeer hoge Iuragebergte, dat zich bevindt tussen de Sequanen en de Helvetiërs. Langs de derde kant door het Lemmanus meer en de rivier de Rhône, die onze provincie scheidt van de Helvetiërs.

Door deze zaken gebeurde dat er minder werd rondgetrokken en ze minder gemakkelijk de oorlog konden verklaren aan hun buren; om die reden werden de strijdlustige mensen, getroffen door een groot verdriet. Maar in verhouding tot de menigte mensen en de roem van de oorlog en de reputatie van dapperheid meenden ze dat ze een te beperkt gebied hadden.

Daarom besloten ze met al hun bezittingen van hun gebied weg te gaan. Zodra ze meenden dat ze gereed waren voor deze onderneming staken ze al hun vestingen in brand, in aantal ongeveer 12 en de dorpen, ongeveer 400, en de overige alleenstaande woningen in brand. Ze brandden al het graan, behalve dat gene dat ze van plan waren mee te nemen, plat, opdat ze meer bereid zouden zijn om alle gevaren te doorstaan, omdat de hoop op de terugkeer naar huis was weggenomen; ze gaven het bevel dat ieder voor zich meel voor 3 maanden moest meenemen van huis.

Er waren in het geheel 2 wegen, waarlangs ze van huis konden weggaan. Eén langs het gebied van de Sequanen, smal en moeilijk tussen het Iuragebergte en de Rhône, waardoor nauwelijks een enkele kar geleid kon worden; Het zeer hoge Iuragebergte beheerste de weg zodat zeer weinigen de doortocht zouden kunnen tegenhouden.

De andere door onze provincie, veel gemakkelijker en toegankelijker omdat het tussen het gebied van de Helvetiërs en de Allobrogen die onlangs onderworpen waren, de rivier Rodannus stroomt die op enkele plaatsen doorwaadbaar is. De laatste vesting van de Allobrogen het dichtstbij de gebieden van de Helvetiërs, is Genève (Genava). Vanuit die stad voerde een brug naar de Helvetiërs. Toen alle voorbereidingen getroffen waren voor hun vertrek, bepaalden ze een dag waarop allen zouden samenkomen aan de oever van de Rhodanus. Die dag was de 5de dag vóór de Kalenden van April onder het consulaat Lucius pisone en Aulus Gabirius.