Gallië is in zijn geheel verdeeld in drie delen, waarvan de Belgen een stuk bewonen, de Aquitani een ander, het derde door hen die in hun eigen taal Kelten, in de onze Galliërs genoemd worden. Allen van dezen verschillen onder elkaar in taal, gebruiken en wetten. De rivier Garonne scheidt de Galliërs van de Aquitani, Marne en Seine scheiden hen van de Belgen. Van al dezen zijn de Belgen de dappersten, omdat ze het verst verwijderd zijn van de verfijnde levenswijze en beschaving van de provincia, en omdat handelaar uiterst zelden tot bij hen reizen en die dingen invoeren, die bijdragen tot het verslappen van de geest, en omdat ze het dichtst bij de Germanen wonen, die over de Rijn wonen, en waarmee ze voortdurend oorlog voeren. Om deze reden overtreffen ook de Helvetiërs de overige Galliërs, omdat ze zich bijna dagelijks meten met de Germanen in veldslagen, wanneer ze hen of afhielden van hun grenzen, of als ze zelf oorlog voeren in hun gebieden
STANDEN In heel Gallië zijn slechts twee soorten van mensen, die van enig tel zijn of enig aanzien genieten. Want de plebejers worden bijna beschouwd als slaven, die niets durven uit eigen initiatief, en op geen enkele vergadering worden toegelaten. De meesten begeven zich in slavernij wanneer ze gebukt gaan onder schulden, of onder zeer zware belastingen, of onder de onrechtvaardigheden van de machtigeren.. De adelen hebben al dezelfde rechten tegenover hen, als meesters tegenover hun slaven. Van deze twee standen nu is de ene die van de druïden, de andere die van de ridders.
DRUïDEN De eerstgenoemden houden zich bezig met de godsdienst, zorgen voor de publieke en private offers, en verklaren de religieuze tekens. Bij hen komt een groot aantal jongeren samen om te leren, en dezen genieten bij hen een groot aanzien. Want ze doen uitspraak over bijna alle geschillen, publieke zowel als private, en indien er een misdaad is begaan, indien er een moord is gepleegd, indien er een meningsverschil is over een grondgebied of over een erfenis, dan doen dezelfden een uitspraak, en bepalen schadeloosstelling of straf; maar indien iemand, een privé-persoon of een volk zich niet houdt aan het besluit van hen, verbieden zij hen de offers. Deze straf is bij hen de zwaarste. Diegenen aan wie dat zo is verboden, dezen worden gerekend tot de goddeloze misdadigers, allen gaan dezen uit de weg, en ze vermijden een ontmoeting of een gesprek met hen, omdat ze geen ongemakken zouden oplopen door een contact, en aan hen die erom vragen wordt geen recht teruggegeven en geen enkel ereambt verleend. de eindelijk verzadigd.
DE OPPERDRUïDE En één staat aan het hoofd van al deze druïden, die tussen hen het hoogste gezag heeft. Nadat deze gestorven is, of als iemand uitmunt van de overigen op gebied van waardigheid, volgt hij op, of als meerdere opgewassen zijn, wordt hij verkozen door stemming van de druïden. Af en toe strijden ze zelf met wapens over het leiderschap.
OPLEIDING Druïden zijn gewoon om niet deel te nemen aan de strijd, en ze betalen ook geen belastingen zoals de overigen. Ze hebben vrijstelling van legerdienst en ook vrijstelling van allerhande lasten. Aangespoord door zo'n grote beloningen en uit eigen beweging komen velen (samen) voor onderricht, en ze worden door ouders en familieleden/naasten gestuurd. Men zegt dat ze daar een groot aantal verzen vanbuiten leren. En zo blijven sommigen wel 20 jaar in onderricht. En ze menen dat het niet geoorloofd is dat (= die leer) aan het schrift toe te vertrouwen, hoewel ze in de overige zaken, openbare en privé-aangelegenheden, meestal wel het Griekse schrift gebruiken? Ik denk dat ze dat om twee redenen ingesteld hebben, (namelijk) omdat ze niet willen dat de leer naar buiten gebracht wordt naar het gewone volk, en omdat ze niet willen dat zij, die leren, zich minder toeleggen op hun geheugen omdat ze vertrouwen op het schrift.
LEER DER DRUïDEN Op de eerste plaats willen ze hiervan overtuigen, dat de zielen niet sterven, maar na de dood van de enen overgaan naar de anderen, en ze menen dat men hierdoor zeer veel tot moed aangespoord wordt, omdat de vrees voor de dood dan verwaarloosbaar is. Bovendien discussiëren ze veel over de hemellichamen en hun beweging, over de omvang van de kosmos en de wereld, over de aard van de dingen, over de kracht en de macht van de onsterfelijke goden, en dat geven ze dan door aan de jeugd.
RIDDERS De andere stand is die van de ridders. Zij verkeren allemaal in oorlog, wanneer het nodig is, en wanneer er een oorlog is- wat voor de komst van Caesar gewoonlijk bijna jaarlijks gebeurde, dat ze ofwel zelf onrecht aandeden, ofwel het onrecht dat hen aangedaan was, afweerden ? en hoe aanzienlijker ieder van hen is qua rang en troepen, des te meer slaven en beschermelingen hij heeft. Dit kennen ze als enig teken van invloed en macht.
MENSENOFFERS De stam van de Galliërs is in zijn geheel zeer gehecht aan religie en daarom offeren zij, die getroffen zijn door ernstigere ziekten en zij, die in oorlog en gevaren verkeren ofwel mensen i.p.v. offerdieren, ofwel beloven ze plechtig dat ze die zullen offeren, en ze gebruiken bij die offers druïden als opperpriesters omdat ze menen dat de macht van de onsterfelijke goden niet bedaard kan worden als er niet het leven van een mens teruggegeven wordt voor het leven van een ander mens en zij hebben publieke ingestelde offers van die soort. Anderen hebben beelden met ontzaglijke grootte waarvan zij de met twijgen gevlochten lichaamsdelen vullen met levende mensen; nadat deze in brand gestoken zijn, worden de mensen van het leven beroofd, omringd door vlammen. Ze menen dat de folteringen van zij die betrapt werden of op diefstal, of op roof of op een vergrijp, aangenamer zijn voor de onsterfelijke goden, maar wanneer de voorraad van deze soort ontbrak, verlaagden ze zich zelfs tot het folteren van onschuldigen.