Epistulae VII, 27

C. Plinius Surae suo s. Vrije tijd geeft mij de gelegenheid om te studeren en jij kan dankzj jouw vrije tijd mij daarbij helpen. Concreet: dolgraag zou ik van jou willen weten wat jij over de geestesverschijningen denkt. Bestaan ze echt? Hebben ze een eigen gedaant? Zijn ze in één of ander opzicht goddelijk? Of projecteert onze angst ijdele en onrealistische beelden? Ik persoonlijk geloof in hun bestaan. De belangrijkste grond van mijn overtuiging? De lotgevallen van Curtius rufus, die me zijn meegedeeld.

Hij was tot nu toe arm en onbekend en sloot zich aan bij de bestuurder van Afrika als vriend. Nadat de dag ten einde was gelopen, was hij aan het wandelen in de zuilengang. Er vertoonde zich aan hem een vrouwelijke figuur . Ze zei aan de doodsbange man dat ze Afrika was, een voorspelster van de toekomst en ze zei dat hij opnieuw naar Rome zou gaan en staatsambten zou vervullen en zelfs dat hij als provinciegouverneur in dezelfde provincie zou terugkeren en daar zou sterven. Dit zijn allemaal feiten. Bovendien toen hij per schip Carthago naderde gebeurde dit. Naar men vertelt verscheen dezelfde figuur op de oever. Hij zelf in elk geval, toen hij ziek was, maakte de toekomst op uit het verleden, de spoed uit de voorspoed en hij gaf de hoop op genezing op toen geen van zijn vrienden wanhoopten.

Verder is dit toch wel angstwekkender en niet minder raar. Ik zal dit vertellen zoals ik het vernomen heb. In Athene was er een ruim huis maar berucht en onheilbrengend. In de stilte van de nacht werd er een geluid gehoord en indien je beter geluisterd zou hebben, weerklonk het lawaai van boeien eerst van ver en daarna van dichtbij. Daarna verscheen een spook, een oude man die mager en vuil was met een lange baard en ruig haar. Hij droeg aan zijn benen boeien en aan zijn handen kettingen waarmee hij schudde. Daardoor brachten de bewoners vreselijke en akelige nachten in vrees door. Uit slapeloosheid volgde ziekte en uit de groeiende angst de dood. Want ook overdag, hoewel de verschijning was weggegaan, bleef de gedachte van de verschijning hen voor ogen staan en de vrees voor de vrees bleef langer dan de oorzaken. Daarna werd het huis verlaten en veroordeeld tot leegstand, helemaal achtergelaten voor het spook. Toch werd het schriftelijk aangeboden aan diegene die he! t wilden kopen of huren maar er werd niets verteld over al dit slechte. De filosoof Athenodorus kwam naar Athene. Hij las de advertentie en nadat hij de prijs gehoord had en omdat hij zo verdacht goedkoop was, deed hij navraag. Hij kwam alles te weten, maar niettemin werd hij des te meer overtuigd en hij huurde het. Toen het avond begon te worden, beval hij een bed voor hem te spreiden in het eerste deel van het huis. Hij eiste en notaboekje, stift en olielamp en hij stuurde zijn slaven naar de meer naar binnen gelegen kamers. Zelf concentreerde hij zich met zijn gedachten, zijn ogen en zijn handen op het schrijven opdat zijn inactieve geest het spook waarover hij had horen vertellen en de verzonnen vrees niet zou inbeelden. In het begin was er de stilte van de nacht zoals overal. Daarna werd hevig geschud met kettingen en werden de boeien bewogen. Hij keek niet op en hij liet zijn stift niet los , maar hij vermande zich en probeerde niet te horen. Dan groeide het law! aai, het kwam naderbij en zowel aan de drempel als binnen de kamer werd het gehoord, zoals hij nu pas had ingeschat. Hij keek om, zag en herkende het spook waarover hij verteld was. Het stond voor hem en gaf teken met zijn vinger alsof het hem riep. Deze (man) daarentegen gaf teken met zijn hand om even te wachten en opnieuw boog hij zich over zijn schrijfgerei. Het spook rammelde met kettingen boven zijn hoofd terwijl hij schreef. Hij keek opnieuw om en zag dat het spook hetzelfde wenkende gebaar maakte van daarvoor, hij aarzelde niet, nam de olielamp en volgde. Het spook ging met trage stappen, alsof het gehinderd werd door zware boeien. Nadat het afgebogen was naar de binnentuin van het huis, ging zijn metgezel plotseling op in de lucht en liet hem achter. Nadat hij alleen gelaten was, legde hij gras en bladeren op de plaats neer als teken. De volgende dag ging hij naar de magistraten en hij overhaalde dezen om deze plaats uit te laten graven. Ze vonden beender! en die vastgeklonken in kettingen waren en verstrengeld waren. Het lichaam was door de tijd en door het liggen in de aarde verrot en had deze beenderen naakt en uitgevreten achtergelaten in de boeien. Nadat ze verzameld waren, werden ze op staatskosten begraven. Het huis was daarna vrij van schimmen, omdat deze nu volgens het ritueel begraven waren.