[CAESAR] De Bello Gallico, VI, 14

Opmerking

Versie 1:

De Druïden nemen gewoonlijk geen deel aan den oorlog en betalen ook geen belastingen, als de overigen; zij zijn van den krijgsdienst en van alle andere lasten vrij. Om deze uitlokkende voordelen treden velen, eigener beweging, in dezen stand, of worden door ouders en aanverwanten er toe bestemd. Zij leren hier, naar men zegt, een grote menigte verzen van buiten. Derhalve blijven sommigen wel twintig jaar in de leer. Want zij houden het voor grote zonde, die zaken op te schrijven, ofschoon de Galliërs anders in den regel, namelijk in staats- en persoonlijke aangelegenheden, zich van de Griekse letters bedienen. Het schijnt mij toe, dat zij daarvoor twee redenen hebben; vooreerst, omdat de Druïden niet willen, dat de leer onder het volk komt; ten andere, opdat hun leerlingen in vertrouwen op het schrift niet minder zorg zullen wijden aan de oefening van het geheugen; want het gebeurt zeer dikwijls, dat men, zich op de schriftelijke optekening verlatende, niet den nodigen ijver besteedt aan het nauwkeurig vanbuiten leren en het geheugen verwaarloost. Oor alles willen zij den mensen de overtuiging bijbrengen, dat de ziel onsterfelijk is en na den dood uit het ene lichaam overgaat in het andere. Deze leer wekt, menen zij, het meest op tot dapperheid, daar de vrees voor den dood er door wordt gebannen. Bovendien leren zij nog veel van de sterren en hun beweging, van de grootte der wereld en der aarde, van het wezen der dingen, van de macht en het gezag der onsterfelijke goden, en dit alles brengen zij de jeugd bij.

Opmerking

Versie 2:

De druïden nemen gewoonlijk geen deel aan de oorlog en betalen ook geen belastingen zoals de anderen, ze hebben vrijstelling van alle diensten. Aangelokt door zo'n grote voordelen, komen velen samen in de leer uit eigen beweging of ze worden gezonden door ouders en verwanten. Men zegt dat zij daar een groot aantal verzen vanbuiten leren. En dus bleef meer dan één daarom 20 jaar in de leer. Ze menen dat het niet geoorloofd is de leer op schrift te stellen, hoewel ze doorgaans in andere zaken, private en publieke aangelegenheden het Griekse alfabet gebruiken. Ze lijken mij dit te hebben uitgevonden om twee redenen, omdat ze niet willen dat hun leer bij het lagere volk wordt verspreid, dat zij die leren, vertrouwend op het schrift, minder het geheugenwerk beoefenen; iets wat doorgaans de meesten overkomt, namelijk dat ze met behulp van het schrift hun nauwgezetheid bij het grondig leren en het geheugenwerk verwaarlozen.

Ze willen de mensen vooral hiervan overtuigen dat de ziel niet sterft maar na de dood van de ene persoonlijkheid naar de andere overgaat, en ze menen dat men hierdoor het meest tot moed wordt aangevuurd omdat men de schrik voor de dood verwaarloosd. Ze discussiëren bovendien veel over de sterren en hun beweging, over de grootte van het heelal en de aarde, over het wezen der dingen, over de kracht in de macht van de onsterfelijke goden en ze leveren dit over aan de jeugd.

Opmerking

Versie 3:

De Druïden namen gewoonlijk niet deel aan de oorlog en zij betaalden samen met de overigen de belastingen niet en zij hadden vrijstelling van de legerdienst en van alle andere zaken. Aangesproken door zoveel voordelen en spontaan kwamen er veel samen voor de opleiding en werden door de ouders en hun verwanten veel gezonden. Men zegt dat zij een groot aantal verzen (moeten) vanbuiten leren. En dus verblijven verschillende leerlingen gedurende 20 jaar in opleiding. Zij menen dat het niet geoorloofd is deze dingen toe te vertrouwen aan het schrift, hoewel zij in bijna alle overige zaken, publieke en private aangelegenheden, het Griekse schrift gebruiken. Dat gebruik hebben zij volgens mij ingesteld om 2 redenen: omdat zij niet willen dat hun leer verspreid wordt onder de plebs en (omdat zij niet willen) dat, diegene die studeren, vertrouwend op het schrift zich minder moeten toeleggen op het geheugen; wat bij bijna de meesten gebeurd dat zij door de hulp van het schrift hun ijver in het studeren en hun geheugen laten verwaarlozen. In de eerste plaats willen ze zich ervan overtuigen dat de zielen niet sterven, maar na de dood overgaan van de ene naar de andere (reéncarnatie) en ze menen dat zij het meest hierdoor aangevuurd worden tot moed nadat de vrees voor de dood verwaarloosd is. Bovendien discussiëren ze veel over de hemellichamen en hun beweging en over de omvang van het heelal en de aarde, over het wezen van de dingen, over de macht en de kracht van de goden en ze gaven dit over aan de jeugd.