12.3b Seneca, lessen in de filosofie

Als zich aan jou voorgedaan zal hebben een bos dicht bezet met oude bomen (en) die hun gewone hoogte te boven zijn gegaan en wegnemend (een bos dat wegneemt) het zicht op de hemel door de bedekking van takken die elkaar afschermen, dan zullen die hoogte van het bos en het geheimzinnige van de plek en de verbazing over zo'n dichte en doorlopende schaduw in een open vlakte jou doen geloven aan een goddelijke macht. Als een of andere grot met geheel aangevreten rotsen een berg hol gemaakt zal hebben, niet door een (mensen)hand gemaakt, maar door natuurlijke oorzaken tot zo'n grote ruimte 5 uitgehold, dan zal deze jouw geest met een zeker vermoeden van een religieus gevoel treffen. Wij vereren de bronnen van grote rivieren; het plotseling vanuit het verborgene tevoorschijn komen van een reusachtige rivier heeft/kent altaren; bronnen van warme wateren worden vereerd en ?f het onder schaduw verscholen liggen ?f een onmetelijke diepte heeft zekere meren heilig gemaakt. Als jij een man gezien zal hebben onverschrokken in gevaren, onberoerd door verlangens, gelukkig temidden van tegenspoed, kalm temidden van stormen, die vanuit een hoger niveau naar de mensen kijkt, op gelijk niveau naar de goden, zal bij jou dan geen verering voor hem opkomen? Zul jij niet zeggen: 'Die zaak is groter en hoger dan dat hij beschouwd kan worden als gelijk aan dit nietige lichaam, waarin hij is'?

Meer Fortuna 3 vertalingen: